Dat windmolenparken een plaatselijke invloed hebben op het zeeleven, was al bekend. Grote hoeveelheden ongewervelde dieren zoals mosselen, anemonen en kleine kreeftachtigen groeien op de turbines en trekken op hun beurt vissoorten aan zoals kabeljauw en pladijs.
Twee nieuwe studies in Frontiers in Marine Science - gecoördineerd door het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen - beschrijven in detail het effect van het zeeleven op de zeebodem. De dieren filteren immers voedsel uit het water, dat uiteindelijk op de bodem terechtkomt in de vorm van uitwerpselen of dode organismen.
“Voor de allereerste keer hebben we de effecten van offshore windparken in verschillende landen op een grote geografische schaal onderzocht”, zegt Jan Vanaverbeke van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen. “We hebben gebruik gemaakt van een combinatie van gedetailleerde waarnemingen, experimenten en modelsimulaties.”
Mozaïek van gebieden
Uit gedetailleerde modellen blijkt duidelijk dat de aanwezigheid van offshore windparken leidt tot sterke veranderingen in de afzetting van organisch materiaal op de zeebodem. Evgeny Ivanov van de Universiteit van Luik: “In offshore windparken en in de gebieden eromheen komt aanzienlijk meer organisch materiaal op de bodem terecht, vooral in de gebieden die langs de sterkste getijdenstromingen liggen. In de andere richtingen voorspellen we een afname. In de windparken en in een gebied van 5 kilometer rond de turbines is het resulterend plaatje positief, terwijl de afzetting in het omringende gebied tot 30 kilometer verder weg aanzienlijk afneemt. Er ontstaat dus een mozaïek van gebieden met verhoogde en verlaagde koolstofafzetting.”
Tijdelijk effect?
Tijdens de levensduur van het offshore windpark, zo’n twintig jaar, wordt tussen 28.715 en 48.406 ton blauwe koolstof opgeslagen in de bovenste 10 centimeter van de zeebodem, stellen de onderzoekers. De koolstof in het sediment zorgt voor een koolstofcompensatie van 1 tot 4,6 procent bovenop de besparing van het vervangen van fossiele door hernieuwbare energie.
De experts geven ook aan dat de koolstofopslag van beperkte duur kan zijn als de zeebodem wordt verstoord. Dat kan bijvoorbeeld door sleepnetvisserij gebeuren of bij de ontmanteling. Daarom adviseren de onderzoekers om de windmolens bijvoorbeeld gedeeltelijk te ontmantelen, waarbij de onderzeese structuur op haar plaats blijft.
Gevolgen voor beschermde gebieden
De onderzoekers analyseerden ook de gevolgen voor de mariene beschermde gebieden van de Vlaamse Banken. De waardevolle en bedreigde grindbanken zijn een thuis voor zeldzame soorten. Voor hen is meer organische depositie geen goed nieuws. Daarom moeten nieuwe offshore windmolenparken ten minste 3 kilometer stroomafwaarts van de grindbedden gebouwd worden. Als de parken stroomopwaarts komen, moet er zo’n 7 kilometer afstand bewaard worden. In de richting loodrecht op de getijdenstroming wordt een afstand van 2 tot 4 km geadviseerd.
De effecten overschrijden bovendien de landsgrenzen: toekomstige offshore windparken in het naburige Franse deel van de Noordzee zullen het Belgische deel beïnvloeden, terwijl het operationele Belgische offshore windgebied nu al het Nederlandse deel van de Noordzee beïnvloedt.